Rijksakademie van beeldende kunsten
Rijksakademie van beeldende kunsten
De Stichting Rijksakademie van beeldende kunsten (hierna: Rijksakademie), gevestigd in Amsterdam, richt zich naar eigen zeggen op het ontwikkelen van talent in de beeldende kunsten. Zij selecteert en faciliteert artistieke high potentials uit de hele wereld en biedt hun een omgeving voor verdere ontwikkeling en verdieping.
De Rijksakademie profileert zich als een solide instelling die zich concentreert op de ontwikkeling van kunstenaars, van wie er jaarlijks 25 voor een periode van twee jaar worden geselecteerd. De instelling lijkt meer nadruk te willen leggen op haar maatschappelijke rol en multidisciplinaire karakter. Zij positioneert zich nadrukkelijk binnen Amsterdam, maar ook internationaal.
De samenwerking met De Ateliers, waarop de raad in de vorige periode heeft aangedrongen, is niet gerealiseerd.
Subsidieadvies
De Raad voor Cultuur adviseert de Stichting Rijksakademie van beeldende kunsten een subsidiebedrag toe te kennen van € 1.750.000, op voorwaarde dat de instelling een nieuwe, sluitende begroting indient met een daarop aangepast activiteitenplan.
De raad is van oordeel dat de Rijksakademie grote waarde heeft voor de ontwikkeling van artistiek talent. De instelling neemt initiatieven om haar internationale netwerk te verankeren en is een pilotproject over talentontwikkeling en kunstenaarschap begonnen met Asia Culture Complex in Zuid-Korea. Ook stimuleert zij allianties tussen kunst en wetenschap. De raad waardeert deze ontwikkelingen, evenals de grotere nadruk die de Rijksakademie wil leggen op haar maatschappelijke rol. De raad vindt echter wel dat de Rijksakademie sterk leunt op haar traditie en reputatie en dat innovatie en profilering te weinig aandacht krijgen in de plannen. De ambitie een internationale positie in te nemen wordt nog onvoldoende verankerd door internationale partnerschappen en in de samenstelling van de raad van toezicht. De positionering van de instelling ten opzichte van andere postacademische instellingen in de basisinfrastructuur blijft onderbelicht.
De instelling zou haar inspanningen op het gebied van educatie en participatie, juist door haar intentie om een grotere maatschappelijke rol te vervullen, verder moeten uitbouwen. In het vergroten van publieke betrokkenheid heeft de Rijksakademie goede resultaten geboekt. De instelling kan bouwen op een groot (financieel) commitment van partijen bij het Trustfonds Rijksakademie.
De raad is nog steeds van mening dat de Rijksakademie en De Ateliers op den duur gebaat zijn met verregaande samenwerking, en uiteindelijk ook met een fusie. Door het bundelen van de krachten is het mogelijk met meer financiële stabiliteit en ruimte een kwalitatief hoogwaardig begeleidingsprogramma structureel te waarborgen. In de huidige competitieve markt zouden de instellingen gezamenlijk alternatieve vormen van financiering kunnen verwerven. De raad constateert echter ook dat een fusie, met de huidige bestuurders en cultuurverschillen, op korte termijn nog niet haalbaar is. Niettemin verwacht de raad dat er de komende periode wel stappen in die richting worden gezet.
Beoordeling
Kwaliteit
De raad vindt de kwaliteit van de kernactiviteiten goed. Hij constateert dat de Rijksakademie haar reputatie als internationaal gerenommeerde postacademie de afgelopen periode heeft bestendigd. Kunstenaars krijgen intensieve begeleiding aangeboden op zowel artistiek, productietechnisch als theoretisch gebied. Binnen de instelling is sprake van een smart community, divers en mondiaal van samenstelling. De belangstelling van aanvragers is onverminderd hoog en ook de trackrecords van de activiteiten van de deelnemers en alumni zijn goed.
De Rijksakademie wil haar beleid de komende periode voortzetten en haar reputatie als ‘aanjager van artistieke ontwikkelingen wereldwijd’ en als incubator voor ‘geëngageerde generalisten’ bestendigen. De raad vindt dat de instelling haar werkwijze goed in de vingers heeft, maar daarnaast onvoldoende ruimte neemt om een visionair beleidsplan neer te zetten en haar internationale profiel en positie aan te scherpen.
De raad is benieuwd naar de meerwaarde van de aanstelling van een thinker in residence en een scientist in residence om kunst en wetenschap te verbinden.
De raad komt maar weinig te weten over de huidige begeleiders, die van groot belang zijn voor het functioneren van de academie. De Rijksakademie kondigt aan meer begeleiders te betrekken uit Zuid-Amerika, Afrika en Azië, om tegemoet te komen aan de veelheid van culturen en nationaliteiten van de residents. De raad vindt dit een passend voornemen, dat ook kan bijdragen aan versterking van een internationale positie van de instelling.
De raad constateert dat de activiteiten van de Rijksakademie nog sterk gerelateerd zijn aan de bestaande context van de (inter)nationale beeldende kunst. Deze keuze maakt de instelling niet expliciet. De samenwerking (door deelnemers en alumni) met het kunstvakonderwijs of met presentatie-instellingen wordt in het plan nauwelijks beschreven. Door de toenemende allianties tussen kunst en wetenschap en het exploreren van nieuwe culturele centra in Azië en Afrika genereert de Rijksakademie andere vergezichten. Bij succes kan deze ontwikkeling worden uitgewerkt om in het kader van het programma ‘Global Rotation’ een mondiaal netwerk te creëren voor talentontwikkeling en kunstenaarschap.
Educatie en participatie
De raad vindt de educatieve activiteiten onvoldoende ontwikkeld. Incidenteel komen schoolklassen op bezoek. (Oud-) deelnemers spelen een rol in het kunstonderwijs, of als adviseurs bij educatieve projecten. Maar de contacten van de instelling zelf met het kunstvakonderwijs zijn marginaal en onvoldoende beleidsmatig uitgewerkt.
De raad ziet interessante mogelijkheden voor educatie en participatie, gekoppeld aan publieksactiviteiten zoals RijksakademieOPEN. In 2012 is de Rijksakademie gestart met het programma ‘Art Mediation’. Het ligt voor de hand dit programma te versterken en hier de gekozen doelgroepen (jonge professionals met ambities op het gebied van kunsteducatie en beginnende kunstcritici) structureler voor in te zetten. Door nog meer activiteiten voor deze doelgroepen te ontwikkelen kan de Rijksakademie bijdragen aan goed opgeleide intermediairs in de kunstwereld en invulling geven aan haar maatschappelijke rol.
Maatschappelijke waarde
Publieksbereik
De raad vindt dat de Rijksakademie er goed in is geslaagd publieke betrokkenheid te vergroten met RijksakademieOPEN, met rondleidingen en activiteiten als het kinderatelier, in combinatie met Amsterdam Art Weekend. Het leidt tot een grote (internationale) stroom van kenners en liefhebbers, wat bijdraagt aan de culturele betekenis en aantrekkingskracht van Amsterdam en Nederland.
De raad is van mening dat de Rijksakademie nog meer naar buiten zou kunnen treden door bijvoorbeeld het publiek de mogelijkheid te geven de lezingen bij te wonen. Nu is de artistiek-inhoudelijke randprogrammering alleen toegankelijk voor de interne kunstenaarsgemeenschap.
De raad vindt de onlangs opgerichte Rijksakademie Pioneers, een vriendenkring van jonge verzamelaars en kunstliefhebbers, waardevol voor het draagvlak van de instelling.
De raad mist een gedifferentieerd communicatieplan. Hij vindt dat de communicatiemiddelen van de Rijksakademie onvoldoende effectief zijn, waaronder de website, die te weinig is afgestemd op de verschillende doelgroepen die de Rijksakademie bedient.
Ondernemerschap
De raad vindt het een prestatie dat de Rijksakademie in 2014 45 procent eigen inkomsten heeft weten te verwerven door een stevig financieel netwerk van donateurs om zich heen te bouwen. Naast de inspanningen van het Trustfonds Rijksakademie dragen ook fondsenwerving voor programmaondersteuning en projectbudgetten, fellowships en de opbrengsten van het Rijksakademie Artists’ Endowment Fonds hieraan bij. De raad vindt de werking van het Trustfonds echter wel ondoorzichtig, waardoor de continuïteit van inkomsten en de subsidieafhankelijkheid van de instelling niet goed te beoordelen zijn.
De eigen bijdrage van de kunstenaars (2.750 euro) is gelijk gebleven. Het is de raad niet goed duidelijk welke afspraken de instelling met de kunstenaars heeft gemaakt over bijdragen aan de collectie en betrokkenheid bij fondsenwerving. De raad uit opnieuw de wens dat de Rijksakademie een marktconforme bijdrage van haar deelnemers vaststelt in overeenstemming met vergelijkbare atelierprogramma’s in omringende landen. De raad vindt het namelijk van belang dat de Rijksakademie nieuwe businessmodellen ontwikkelt die continuïteit garanderen; een verdienmodel voor de goed geoutilleerde werkplaatsen maakt daarvan in zijn optiek ook deel uit.
De raad is van mening dat de samenstelling van de raad van toezicht moet aansluiten bij de internationale positie die het instituut inneemt. Omdat een profielschets van de leden ontbreekt, kan hij zich geen beeld vormen van de ambities van de instelling.
Rijksakademie van beeldende kunsten
Rijksakademie van beeldende kunsten
Aanvullend advies
14 juli 2016
De Rijksakademie brengt in een reactie op het advies in dat de voorgenomen fusie met De Ateliers niet is uitgebleven als gevolg van onderlinge cultuurverschillen maar, blijkens een bijgevoegde brief van de minister aan De Ateliers, op initiatief van De Ateliers. De raad neemt dit voor kennisgeving aan. Hij vindt de schuldvraag echter minder relevant; het gaat hem om een doelmatiger besteding van overheidsgeld. Wanneer voor de periode
De Rijksakademie weerspreekt de opmerkingen van de raad dat zij te weinig aandacht heeft voor innovatie, dat internationale partnerschappen nog onvoldoende zijn verankerd en dat positionering ten opzichte van andere postacademische instellingen onderbelicht blijft. Ondanks de genoemde projecten en activiteiten is de raad van mening dat de Rijksakademie haar positie en internationale profiel summier en onvoldoende expliciet beschrijft in haar plan.
Met betrekking tot educatie wijst de Rijksakademie erop dat ze geen educatieve of publieke doelstelling heeft en dat ze in dit kader samenwerkingsverbanden zoekt met diverse andere partijen. De raad benadrukt dat educatie een criterium is waaraan alle BIS-instellingen moeten voldoen. Bij de invulling daarvan kan een instelling keuzes maken die passen bij het eigen profiel. De raad doet daarvoor in zijn beoordeling van de Rijksakademie enkele suggesties.
De Rijksakademie wijst erop dat er vier of vijf keer per jaar ook mogelijkheden voor publiek zijn om lezingen bij te wonen en dat die goed worden bezocht. De raad heeft dat niet in de aanvraag gelezen maar constateert dat het wel gebeurt. Hij oordeelt hier positief over.
De Rijksakademie acht het feitelijk onjuist dat de raad meent dat een uitbreiding van het vaste team met begeleiders uit Zuid-Amerika, Afrika en Azië de internationale positie kan helpen versterken. Zij wijst erop dat de afgelopen jaren reeds regelmatig gast-begeleiders werden betrokken uit deze werelddelen en dat zij dit de komende periode wil bestendigen en verstevigen. De raad baseerde zijn uitspraak op de opmerking in de aanvraag dat ‘momenteel […] de samenstelling van het kermteam wat te veel (is) gericht op Europa en de Verenigde Staten’. Hij juicht het voornemen toe om meer begeleiders te betrekken uit genoemde werelddelen.
De Rijksakademie is het niet met de raad eens dat de contacten met het kunstvakonderwijs marginaal zijn en dat samenwerking nauwelijks wordt beschreven. Zij reflecteert op enkele plaatsen in het beleidsplan op de betekenis van residents en alumni voor het kunstvakonderwijs. De raad bedoelt met zijn opmerking dat er op institutioneel niveau geen samenwerking met het kunstvakonderwijs wordt beschreven.
De Rijksakademie weerspreekt dat ze in 2014 45 procent eigen inkomsten heeft verworven. Volgens haar eigen berekening is het percentage 31 procent, afgezet tegen de rijksbijdragen beschikbaar voor de Rijksakademie. De raad heeft het percentage niet zelf berekend, maar volgt de door OCW gehanteerde methode. Deze berekent de eigen inkomsten door het totaal aan publieksinkomsten, sponsorinkomsten, overige directe inkomsten, indirecte inkomsten en bijdragen uit private middelen te delen door de structurele subsidie. Niet-structurele subsidies worden in deze berekening niet meegenomen.
De Rijksakademie merkt verder op dat een scan bij atelierprogramma’s in omringende landen heeft geleerd dat daar geen financiële bijdrage aan de kunstenaars wordt gevraagd. De Rijksakademie is het ook met de raad oneens dat de afspraken met kunstenaars over bijdragen aan de collectie en betrokkenheid bij fondsenwerving onduidelijk zijn. De raad kent de inhoud van de scan niet. Het laat onverlet dat hij vindt dat er wel afspraken over hogere bijdragen van deelnemers kunnen worden gemaakt, gezien het carrièreperspectief van deelnemers. Hij erkent dat de inzet van kunstenaars bij het werven van middelen en hun afdracht aan de collectie duidelijk wordt beschreven; hij oordeelde hierover onjuist in zijn advies.
Ten slotte gaat de Rijksakademie in op de vragen die de raad plaatst bij de samenstelling van de raad van toezicht en de internationale positie en ambities van zijn leden. De instelling noemt in haar reactie haar leden van de raad van toezicht en licht hun internationale expertise toe. De vragen van de raad kwamen voort uit de aanvraag, die op dit onderdeel onvoldoende duidelijk was. Hij erkent de internationale expertise van de leden van de raad van toezicht.
De reactie van de Rijksakademie geeft de Raad voor Cultuur geen aanleiding om zijn positieve advies te herzien.
Rijksakademie van beeldende kunsten
19.05.2016
14.07.2016