Coöperatieve Theatertalent Utrecht U.A.
Coöperatieve Theatertalent Utrecht U.A.
Coöperatieve Theatertalent Utrecht U.A. (hierna: Coöperatieve Theatertalent Utrecht) is een coöperatie van zes structureel gesubsidieerde podiumkunsteninstellingen uit Utrecht, in samenwerking met de HKU, die gezamenlijk een talentontwikkelingsprogramma bieden voor jaarlijks zes tot acht jonge makers. De coöperatie wil niet de instelling maar de kunstenaar centraal stellen, waarbij deze niet alleen inhoudelijk wordt begeleid, maar ook productioneel, publicitair en zakelijk. Coöperatieve Theatertalent Utrecht profileert zich als een Utrechts netwerk dat talentvolle makers ondersteunt bij het verwerven van een plek binnen een bestaand gezelschap en/of als zelfstandig kunstenaar in de stad, het land of internationaal.
Subsidieadvies
De Raad voor Cultuur adviseert Coöperatieve Theatertalent Utrecht U.A. geen subsidie toe te kennen.
Hoewel de raad gecharmeerd is van het plan, waarin een nieuw model voor talentontwikkeling uiteengezet wordt, is hij op basis van de aanvraag nog niet overtuigd van de meerwaarde van Coöperatieve Theatertalent Utrecht ten opzichte van de faciliteiten en de begeleiding van de zes partners afzonderlijk. De urgentie van dit netwerk, met het Huis Utrecht als centrale instelling, wordt onvoldoende uitgewerkt; in de ogen van de raad komt het aanbod vanuit de coöperatie in grote lijnen overeen met het aanbod dat de individuele partners ook zelf aanbieden.
De keuze voor de beoogde doelgroepen vindt de raad realistisch. Het publiek zal voornamelijk worden benaderd via de publiciteit van de afzonderlijke instellingen zelf, gekoppeld aan een herkenbaar beeldmerk. De raad mist in het plan een beschrijving van educatieve activiteiten.
De zes instellingen gerelateerd aan Coöperatieve Theatertalent Utrecht zijn financieel gezond, waardoor de raad vertrouwen heeft in de financiële situatie van de coöperatie.
Beoordeling
Kwaliteit
Coöperatieve Theatertalent Utrecht is een recent opgestart initiatief waarin zes Utrechtse instellingen hun expertise en bestaande (inter)nationale netwerken bundelen, met als doel jonge talenten te ondersteunen bij hun artistieke ontwikkeling. Het Huis Utrecht heeft binnen deze samenwerking de verantwoordelijkheid voor de coördinatie en de voortgang van de verschillende activiteiten. Van 2009 tot en met 2012 zat het Huis Utrecht, destijds Huis aan de Werf geheten, zelf als productiehuis in de basisinfrastructuur.
De raad waardeert het initiatief van de zes instellingen om zich gezamenlijk sterk te maken voor talentontwikkeling in Utrecht, zeker met het oog op de aanwezigheid van een hogeschool voor de kunsten en een universiteit in de stad. Coöperatieve Theatertalent Utrecht heeft de plannen omtrent de selectie, de in- en uitstroom en het traject helder geformuleerd en noemt namen van opvallende talenten. Ook vindt de raad de keuze voor de verschillende partners vanwege hun eigen expertise en mogelijkheden goed beargumenteerd. Het productiehuis vertegenwoordigt op deze manier meerdere disciplines, waaronder ook jeugdtheater, en er is aandacht voor culturele diversiteit.
De raad kan zich het inhoudelijke en zakelijke voordeel van een dergelijk nieuw model, waarbij de kunstenaar en niet de instelling centraal staat, goed voorstellen. Volgens de instelling is de intensieve samenwerking ‘aanvullend, verbindend en overstijgend’ ten opzichte van wat de individuele instellingen zelf aan activiteiten rondom talentontwikkeling ondernemen. Toch constateert de raad dat Coöperatieve Theatertalent Utrecht als netwerk onvoldoende meerwaarde biedt ten opzichte van de faciliteiten en de begeleiding van de zes individuele partners; de complementaire rol van het productiehuis komt in de plannen onvoldoende naar voren. De begeleiding van een maker en het slagen van een talentontwikkelingstraject lijken in grote mate te leunen op de afzonderlijke instellingen; juist de wijze waarop de talenten bínnen dit samenwerkingsverband begeleid worden, blijft in de aanvraag onderbelicht. Deze observatie wordt bevestigd doordat in de begroting separate bedragen per instelling zijn opgenomen. De raad mist ook een meer uitgesproken visie van het Huis Utrecht binnen deze samenwerking; zijn overkoepelende positie is te marginaal. De noodzaak van het organisatorisch verband van het Huis Utrecht blijkt onvoldoende uit de aanvraag.
Het valt de raad op dat een groot deel van de makers die binnen de Coöperatieve Theatertalent Utrecht worden begeleid bij Theater Utrecht en Het Filiaal, ook in de reguliere subsidieaanvragen van deze instellingen beschreven staan. De instellingen lijken daardoor boven op hun eigen overheidssubsidie via Coöperatieve Theatertalent Utrecht een extra bijdrage te ontvangen voor talentontwikkeling. Dat is met name in het geval van Theater Utrecht, dat als middelgroot theatergezelschap in de basisinfrastructuur deze taak sowieso al heeft, niet de bedoeling.
Hoewel de raad vindt dat Coöperatieve Theatertalent Utrecht zeker potentie heeft, plaatst hij nog te veel vraagtekens bij de uitvoering van het plan. De raad meent dat de coöperatie eerst een opstartfase moet doormaken om de daadwerkelijke meerwaarde van de samenwerking te kunnen aantonen.
Educatie en participatie
Coöperatieve Theatertalent Utrecht beschrijft zijn educatieve activiteiten niet, terwijl in de begroting wel een aantal schoolgebonden voorstellingen voor het primair en voortgezet onderwijs wordt genoemd. Hoewel dit niet uit het plan blijkt, kan de raad zich voorstellen dat de producties afkomstig uit de talentontwikkelingstrajecten verbonden zullen worden aan de educatieve activiteiten van de afzonderlijke instellingen.
Maatschappelijke waarde
Publieksbereik
Coöperatieve Theatertalent Utrecht richt zich voor het werven van nieuw publiek op het professionele veld en op de reguliere bezoekers van de zes instellingen. Omdat de coöperatie net is opgestart, vindt de raad dit een realistische keuze. Voor de zichtbaarheid van Coöperatieve Theatertalent Utrecht lijkt het verstandig een herkenbaar beeldmerk te hanteren, dat zowel in het eigen marketingmateriaal als in de marketingacties van de zes partners wordt ingezet. Vooralsnog is alle communicatie gekoppeld aan de marketinginitiatieven van deze zes instellingen. De raad vindt dat de marketing op deze manier te sterk afhangt van de individuele acties van de instellingen.
Coöperatieve Theatertalent Utrecht wil de komende periode ook buiten de standplaats bezoekers bereiken. De raad mist echter een goed geformuleerde strategie om landelijk publiek te bereiken.
Ondernemerschap
De zes betrokken instellingen hebben gekozen voor een samenwerkingsverband in de vorm van een coöperatie, waarin de artistiek directeuren als bestuurders zijn vertegenwoordigd. De directeur van het Huis Utrecht is de voorzitter van het bestuur en heeft het zakelijke en personele beheer in handen. Coöperatieve Theatertalent Utrecht geeft een goede toelichting op de keuze voor het bestuursmodel en de manier waarop taakverdeling, bevoegdheden en deskundigheid in het bestuur zijn geregeld.
De raad heeft nog geen gegevens over de financiële positie van Coöperatieve Theatertalent Utrecht, omdat het initiatief pas begin 2016 is opgericht. Wel constateert de raad dat de zes betrokken instellingen financieel gezond zijn. De verwachte financieringsmix is gevarieerd en wordt uitgebreid gespecificeerd in de begroting. De realiteit en toekomstbestendigheid van de financieringsmix hangen echter sterk af van de mate waarin toezeggingen van subsidiënten kunnen worden gerealiseerd. In het plan wordt daar geen melding van gemaakt.
Coöperatieve Theatertalent Utrecht bestaat uit een klein vast team, dat conform de cao wordt betaald. De Governance Code Cultuur wordt toegepast, al wordt in de aanvraag niet toegelicht op welke manier de coöperatie daarmee omgaat.