Inleiding
Postacademische instellingen
Inleiding
Postacademische instellingen
De postacademische instellingen spelen een belangrijke rol in het faciliteren van (jong) talent in de beeldende kunsten. Zij geven (jonge) kunstenaars een kans om zich artistiek te ontwikkelen, nieuw werk te maken en in contact te komen met de (internationale) netwerken voor theoretisch discours, mogelijkheden voor productie, distributie en verkoop van werk, opdrachten, samenwerkingsverbanden et cetera. De instellingen bieden deelnemers ook gelegenheid hun werk te presenteren.
De kernactiviteit van een postacademische instelling staat omschreven in de regeling als ‘het verzorgen van een begeleidingsprogramma op het terrein van beeldende kunst, dat een vervolg is op een bachelor- of masteropleiding op het gebied van de kunst, indien de instelling een internationaal toonaangevend programma verzorgt en ten minste tien deelnemers begeleidt’.
Er zijn in totaal vijf aanvragen ingediend; door de Rijksakademie van beeldende kunsten en De Ateliers in Amsterdam, Van Eyck in Maastricht, BAK, Basis voor Actuele Kunst in Utrecht en het EKWC in Oisterwijk. De laatste twee instellingen maken geen deel uit van de huidige BIS. BAK, Basis voor Actuele Kunst vraagt voor het eerst aan als postacademische instelling; het EKWC was in de periode 2009
De raad heeft alle vijf de aanvragen gehonoreerd. De raad vindt dat de aanvragende instellingen gezamenlijk een divers en aan elkaar complementair aanbod van postacademische opleidingen bieden. In zijn afwegingen heeft de raad verder het belang van continuïteit van de drie bestaande postacademische instellingen laten meespelen. Daarnaast wilde de raad ook ruimte bieden aan innovatie en geografische spreiding.
De regeling vermeldt dat jaarlijks voor een instelling per deelnemer ten hoogste 50.000 euro beschikbaar is. De vijf postacademische instellingen bieden een gevarieerde verblijfsduur aan van drie maanden tot twee jaar. De faciliteiten, bijdragen en stipendia van deelnemers verschillen per instelling. De raad vindt dat het aan de instellingen zelf is afwegingen te maken over het bedrag dat ze per deelnemer uittrekken; de instelling moet volgens de regeling wel minimaal tien deelnemers per jaar begeleiden.
De raad oordeelt positief over de aanvragen van De Ateliers en de Rijksakademie van beeldende kunsten. De instellingen dragen door hun internationale aantrekkingskracht bij aan een kosmopolitisch kunstklimaat in Amsterdam en versterken de reputatie van Nederland in het buitenland. De raad is wel van mening dat de twee instellingen ten opzichte van de andere drie aanvragers in hun activiteitenplannen minder vernieuwend zijn en te veel de status quo beschrijven. Er wordt weinig inzicht geboden in de begeleidingsprogramma’s; de beschreven verrichtingen van de deelnemers en alumni zijn een beperkte illustratie van (de kwaliteit van) de begeleiding van deze instellingen.
De raad is negatief over het gegeven dat De Ateliers en de Rijksakademie van beeldende kunsten samenwerking uit de weg blijven gaan. De raad heeft de instellingen vier jaar geleden geadviseerd te fuseren. Dat advies is door de minister overgenomen maar de fusie is niet tot stand gekomen op grond van onderlinge cultuurverschillen. De raad verwacht dat de instellingen in de komende periode alsnog gaan inzetten op bundeling van krachten om meerwaarde en financiële stabiliteit te creëren. Op basis van deze overwegingen adviseert de raad aan De Ateliers en de Rijksakademie van beeldende kunsten een substantieel lager bedrag toe te kennen dan aangevraagd is.
Van Eyck verbreedt de komende jaren haar multidisciplinaire karakter en werkt haar visie op het kunstenaarschap uit, waarin verbindingen tussen kunst en disciplines buiten de cultuur worden gestimuleerd en verdiept. De raad vindt dat Van Eyck haar ambities van vier jaar geleden overtuigend heeft waargemaakt en de toegankelijkheid heeft vergroot. Bij de toekenning van het subsidiebedrag houdt de raad het bedrag aan dat in de huidige BIS-periode van rijkswege beschikbaar was voor de instelling. Daarmee is de toekenning net lager dan het aangevraagde bedrag.
BAK, Basis voor Actuele Kunst legt de focus op maatschappelijk engagement en heeft daarmee een duidelijk onderscheidend profiel ten opzicht van de andere postacademische opleidingen. De aanvraag geeft een overtuigend beeld van de wijze waarop BAK, Basis voor Actuele Kunst in Utrecht de banden met onderwijs en wetenschap gaat versterken en inzet op een hoog niveau van internationale samenwerking. De experimentele beeldende kunst krijgt door deze alliantie en de verbinding met de presentatie-instelling nieuw elan. De raad komt daarom tot een positief subsidieadvies. Het bedrag dat de raad adviseert is vanwege de beperkte beschikbare middelen wel lager dan aangevraagd. De raad verwacht dan ook dat de instelling andere verdienmodellen ontwikkelt en zodoende minder afhankelijk wordt van overheidssubsidie.
Het EKWC heeft een aanvraag ingediend als postacademische instelling op het gebied van materiaal-technisch onderzoek. De raad vindt dat EKWC vanuit een duidelijke visie haar rol in het vakgebied toelicht en uitwerkt en een sterk verdienmodel heeft ontwikkeld. De voornemens van vier jaar geleden zijn gerealiseerd met een technisch hoogstaande werkplaats van internationale allure en met ruimte voor ontwikkeling van een bezoekerscentrum met mogelijkheden voor educatie. De raad vraagt wel aandacht voor de artistiek-inhoudelijke kant van het begeleidingsprogramma. Vanwege de beperkt beschikbare middelen heeft de raad een lager subsidiebedrag aan EKWC toegekend dan is aangevraagd, maar hij heeft er vertrouwen in dat de instelling met deze toekenning haar plannen kan gaan realiseren.
Roerige tijden
De postacademische instellingen hebben roerige tijden doorgemaakt. De instellingen stonden onder grote druk om meer eigen inkomsten te genereren omdat de vorige bewindspersoon van Cultuur had aangekondigd dat zij na 2016 niet meer in aanmerking konden komen voor rijkssubsidie. Tegelijkertijd werd er aanzienlijk bezuinigd binnen de sector. De raad waardeert dan ook de veerkracht en ambitie die uit de plannen van de aanvragers spreken.
Profielen en nieuwe oriëntaties
De raad moedigt de postacademische instellingen aan om te blijven reflecteren op de inhoud en opzet van hun opleidingen. Het valt de raad namelijk op dat de instellingen niet altijd goed (kunnen) uitleggen wat het begeleidingsprogramma concreet inhoudt en welke criteria voor begeleiding en output zij hanteren. Ook ontbreekt soms een artistieke visie van de instellingen op het kunstenaarschap. De raad vindt het belangrijk dat postacademische instellingen reflecteren op de ontwikkeling van vaardigheden en de (maatschappelijke) waarde die kunstenaars toevoegen. Onderkenning van zelfstandigheid van deelnemers, creativiteit en talent zijn belangrijk maar ook het kunstvakonderwijs investeert in deelnemers en begeleidt hen vanuit overeenkomstige criteria. De raad heeft het voornemen om in een sectoradvies over beeldende kunst en vormgeving aandacht te besteden aan criteria om de meerwaarde van postacademische instellingen te beschrijven in relatie tot ander aanbod dat is gericht op talentontwikkeling.
Het valt de raad voorts op dat er binnen de klassieke postacademische instellingen vernieuwing mogelijk is en dat er ook nieuwe modellen voor postacademische opleidingen ontstaan. Onderzoek, educatie, participatie en presentaties aan een breed publiek komen meer in elkaars verlengde te liggen. De raad voorziet dat deze ontwikkeling van institutionele vernieuwing en cross-overs ook in de toekomst een rol gaat spelen. Hij adviseert de minister daar in haar toekomstige beleid rekening mee te houden.