Algemeen beeld aanvragen

De raad heeft 118 aanvragen beoordeeld. Dat zijn er precies evenveel als vier jaar terug. Per sector zijn er echter wel substantiële verschillen ten opzichte van de vorige periode. Zo hebben deze ronde negen presentatie-instellingen een aanvraag ingediend, terwijl dat er vier jaar geleden nog negentien waren. Productiehuizen waren in de vorige ronde geheel afwezig; nu is deze categorie instellingen teruggekeerd in de BIS. De raad heeft in deze categorie vijftien aanvragen beoordeeld.

Zoals gebruikelijk gaat het bij aanvragen voor de BIS om zeer uiteenlopende instellingen. Zowel cultuurproducerende instellingen (zoals theatergezelschappen en orkesten), cultuurpresenterende instellingen (zoals musea en presentatie-instellingen), instellingen gericht op talentontwikkeling (zoals productiehuizen en de post-academies) als ondersteunende instellingen worden rechtstreeks gefinancierd door het Rijk. De kernactiviteiten lopen sterk uiteen en ook de omvang verschilt aanzienlijk, van instellingen waar slechts een paar mensen werkzaam zijn tot grote organisaties waar meer dan vijfhonderd mensen betaald werken.

In de regeling is bij sommige sectoren het aantal plekken dat beschikbaar is vastgelegd en zijn ook subsidieplafonds aangegeven. Soms is slechts één aanvraag voor één plek ingediend; in dat geval beoordeelt de raad of de aanvraag subsidiabel is. In andere gevallen heeft de raad een keuze moeten maken tussen concurrerende aanvragen. Bij musea, postacademische instellingen, productiehuizen en filmfestivals is er sprake van een subsidieplafond voor de gehele sector en doet de raad een voorstel voor de verdeling van subsidies over subsidiabele aanvragen. Wanneer een afweging gemaakt moet worden tussen concurrerende instellingen, dan is deze toegelicht in de inleiding van de betreffende sector.

Type subsidieadviezen

Over elke aanvraag heeft de raad een advies gegeven. Er zijn vier varianten:

  1. Een instelling is subsidiabel
    Van de 118 aanvragen geeft de raad over 52 aanvragen een positief advies. In deze gevallen adviseert de raad de minister om subsidie toe te kennen aan de instelling.


  2. Een instelling is subsidiabel, maar de raad adviseert de minister om een of meer voorwaarden aan de subsidietoekenning te verbinden (‘ja, mits’)
    In 25 gevallen geeft de raad een positief advies, maar verbindt hij hieraan nog een of meer voorwaarden – of verzoekt hij om aanvullingen op het plan van de instelling. Deze voorwaarden kan de minister als verplichting opnemen bij de subsidietoekenning. Soms gaat het om aandachtspunten op het artistieke vlak of over educatie of publieksbereik. De raad heeft er in deze gevallen vertrouwen in dat de instelling met die aandachtspunten rekening zal houden. In de meeste situaties gaat het echter om een noodzakelijke aanpassing van de begroting. Diverse instellingen hebben namelijk een hoger subsidiebedrag aangevraagd dan het subsidieplafond toelaat. 1


    De raad heeft er best begrip voor dat instellingen na de ingrijpende bezuinigingen van de afgelopen jaren een hoger subsidiebedrag zouden willen, maar dat is gezien de regeling niet realistisch. Als het geadviseerde bedrag substantieel lager is dan het aangevraagde bedrag, ontstaat feitelijk een niet-sluitende begroting. 2 De raad adviseert de minister om aan deze instellingen een nieuwe, sluitende begroting te vragen met een daarop aangepast activiteitenplan. Dit advies geeft hij ook als de aangevraagde bedragen weliswaar binnen het subsidieplafond passen, maar het geadviseerde subsidiebedrag lager is dan het aangevraagde bedrag.


  3. Een instelling is niet subsidiabel, tenzij er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (‘nee, tenzij’)
    In 14 gevallen geeft de raad een negatief advies, maar adviseert hij de minister de instelling een herkansing te geven. De minister kan op basis hiervan de instelling de gelegenheid geven om voor de start van de nieuwe subsidieperiode opnieuw een plan in te dienen. In deze gevallen geeft de raad wel aan welk bedrag hij adviseert te reserveren voor de vervulling van deze positie in de BIS.


  4. Een instelling is niet subsidiabel
    Over 27 aanvragen geeft de raad een negatief advies. Het gaat dan grotendeels om instellingen die het in de competitie om een beperkt aantal plaatsen niet hebben gered of die niet aan de gestelde criteria voldoen. De afweging die de raad in zulke gevallen heeft gemaakt, is toegelicht in de inleiding van de betreffende sector. In drie van deze gevallen heeft de raad een negatief advies gegeven omdat de instelling de eigen inkomstennorm niet heeft gehaald of niet aannemelijk maakt dat zij de komende periode hieraan voldoet. Dit zijn Theater Utrecht, Stroom Den Haag en VIA ZUID. Bij Theater Utrecht en Stroom Den Haag is er overigens wel sprake van een positief inhoudelijk oordeel. Wanneer een negatief advies leidt tot een onvervulde plek in de BIS, dan kan de minister deze positie opnieuw openstellen.

Relatie BIS met gemeentelijke en fondsgesubsidieerde instellingen

Instellingen die een plek in de BIS verwerven, krijgen rechtstreeks subsidie van het Rijk. Vaak springen deze instellingen in het oog omdat zij een landelijk of internationaal profiel hebben. Toch vertegenwoordigt de BIS slechts een relatief klein deel van het totaal aan culturele voorzieningen in Nederland. Het overgrote deel van het culturele aanbod is helemaal niet afhankelijk van structurele subsidies of investeringen van de overheid. Denk bijvoorbeeld aan de pop- en dancemuziek, musicals en vele musea. Daarnaast zijn er de cultuurfondsen die incidentele project- en programmagelden, beurzen en stipendia beschikbaar stellen aan instellingen en kunstenaars. Diverse instellingen hebben subsidieaanvragen ingediend bij zowel het Rijk als bij een van de fondsen. Wanneer een BIS-aanvraag niet succesvol is, kan een instelling dus nog steeds project- en programmagelden verwerven bij een fonds. De raad rekent erop dat dit in verschillende gevallen ook daadwerkelijk gaat gebeuren, maar hij kan daar niet over beslissen. Wanneer een instelling een plek in de BIS heeft gekregen, kan deze geen subsidie voor dezelfde kernactiviteit uit een fonds van het Rijk ontvangen; het is namelijk niet toegestaan dat instellingen voor dezelfde activiteit tweemaal rijkssubsidie ontvangen.

Naast subsidiëring vanuit de BIS of door de rijksfondsen zijn gemeenten en provincies belangrijke subsidiënten. De raad hecht groot belang aan een goede afstemming tussen Rijk en decentrale overheden. In Agenda Cultuur heeft de raad een lans gebroken voor cultuurbeleid dat beter rekening houdt met de keuzes van stedelijk regio’s. 3 Het is de raad in positieve zin opgevallen dat in de plannen van de BIS-instellingen aandacht wordt besteed aan de samenwerkingsverbanden in stedelijke regio’s. Hij gaat verder in op de relatie landelijk en decentraal cultuurbeleid in Toekomst culturele basisinfrastructuur.

Verschillende instellingen houden in hun aanvraag rekening met een indexering van de subsidie in verband met een toekomstige stijging van lonen en prijzen. Daardoor zijn de gevraagde bedragen soms iets hoger dan het subsidieplafond en verschillen bij diverse instellingen de gevraagde bedragen voor de jaren 2017 en 2020. De door de minister toegekende subsidiebedragen worden in principe jaarlijks geïndexeerd, waardoor effectief het subsidiebedrag voor 2020 straks hoger zal zijn dan het subsidiebedrag voor 2017. Wel zijn er instellingen die stellen dat de indexering die de minister toepast jaarlijks te laag is, waardoor ze elk jaar een groter bedrag tekort komen. De indexering die de minister hanteert is gebaseerd op artikel 4, lid 4 van het convenant ‘Systematiek voor bepaling van de ova-cultuur voor de Cultuursector’. De compensatie voor stijging van prijzen en lonen is afhankelijk van de ruimte die het kabinet ter beschikking stelt. Hiernaast kan de minister zelfstandig besluiten om deze ruimte door te geven aan instellingen of aan te wenden voor problemen op de OCW-begroting.

Indien het verschil tussen het aangevraagde bedrag en het geadviseerde bedrag meer dan 5 procent bedraagt van de totale baten in de aanvraag, dan heeft de raad dat als ‘substantieel lager’ aangemerkt.

Agenda Cultuur. 2017 – 2020 en verder, Raad voor Cultuur, pagina 28-35 (pdf), 2015.