Inleiding
Letteren
Inleiding
Letteren
De letterensector in het Nederlandse cultuurbestel is divers, hij omvat journalistiek, literatuur en leesbevordering. Een groot deel van de sector bedruipt zichzelf; waardevolle initiatieven worden, wanneer nodig, met projectsubsidies ondersteund, onder meer van het Letterenfonds. Daarnaast stelt het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek subsidiemiddelen beschikbaar en voert het onderzoek uit om de kwaliteit van de journalistiek te evalueren en te bevorderen.
De openbare bibliotheken, die voornamelijk door de gemeentelijke overheden worden gesubsidieerd, spelen onder meer een belangrijke rol op het gebied van leesbevordering en informatievoorziening, overeenkomstig de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen.
Het Rijk ondersteunt slechts een fractie van de letterensector structureel. De organisaties in de basisinfrastructuur vervullen essentieel geachte functies. De verantwoordelijkheden van twee van de drie instellingen zijn in het bijzonder groot op het gebied van leesbevordering en het bestrijden van laaggeletterdheid, waarover de rijksoverheid zich terecht zorgen maakt. ‘Ongeveer 1,3 miljoen inwoners van Nederland tussen de 16 en 65 jaar zijn laaggeletterd. Ze hebben moeite met lezen, schrijven en communiceren in het Nederlands. Ondanks de inzet van velen is de omvang van laaggeletterdheid de afgelopen jaren niet gedaald en bij enkele groepen zelfs toegenomen’, aldus de minister van OCW in haar brief aan de Tweede Kamer van 6 maart 2015, waarin ze het actieprogramma ‘Tel mee met taal’ toelicht. 1 In een recent onderzoek concludeert de Rekenkamer dat het aantal laaggeletterden overigens veel hoger is, namelijk 2,5 miljoen.
De raad juicht programma’s als ‘Tel mee met taal’ toe. Geletterdheid is immers noodzakelijk wanneer men toegang wil genieten tot onze culturele infrastructuur en om überhaupt te kunnen participeren in de samenleving. Taalachterstand en sociale segregatie hangen samen. In zijn komende advies over mediawijsheid hoopt de raad zich over dit thema te kunnen buigen tegen de achtergrond van de lopende discussies die onder andere door het Platform Onderwijs 2032 zijn geïnitieerd en die een grote maatschappelijke impact hebben.
Na de ingrijpende transformaties die zich de afgelopen twee decennia hebben voorgedaan in de boeken- en bibliotheeksector en waarover de raad in zijn laatste advies over de Wet op de vaste boekenprijs heeft geschreven, lijkt er sprake van een heroriëntatie van alle partijen, waarbij nieuwe samenwerkingsverbanden zijn gevormd en enkele wenkende perspectieven zijn gecreëerd.
Openbare bibliotheken blijven zich bezinnen op hun rol als ‘publieke laboratoria’ voor kennis- en informatievoorziening, voor creativiteit en voor (lokale) democratie. De raad hoopt spoedig te kunnen oordelen over de wijze waarop de Koninklijke Bibliotheek in het kader van de Bibliotheekwet de inrichting van openbare (digitale) bibliotheekvoorzieningen vormgeeft. Daarbij zal hij ook complexe vraagstukken betrekken rond auteurs- en leenrecht, met inachtneming van de soms strijdige belangen van commerciële en publieke partijen.
In het dynamische letterenveld-van-uitersten blijft, naar het oordeel van de raad, strategische samenwerking tussen alle partijen van groot belang. Tegen deze achtergrond maakt de raad zich zorgen over de mate waarin tot nu toe gehoor wordt gegeven aan de aanbeveling uit het advies Vaste boekenprijs: ‘Partijen in de boekenbranche bundelen hun krachten en voeren met elan een innovatieagenda uit. Expertise moet bijeengebracht worden en kunnen worden gedeeld met nieuwe (jonge) boekondernemers.’ 2 De boekensector kan van de overheid geen blijvende substantiële steun verwachten, in de vorm van een verlaagd btw-tarief, een wettelijke vaste boekenprijs en fondssubsidies, wanneer hij niet zelf initiatieven op het gebied van (product)innovatie omarmt en uitvoert. Daarvoor zijn de culturele belangen te groot. De raad roept de minister op hier de vinger aan de pols te houden.
Letteren in de basisinfrastructuur
De basisinfrastructuur biedt ruimte aan drie instellingen: een die zich richt op de landelijke coördinatie van de leesbevordering en literatuureducatie, een die bijzondere journalistieke projecten ondersteunt en een die zich richt op bemiddeling tussen schrijvers, scholen en bibliotheken voor het geven van lezingen over en rond het werk van die schrijvers ter bevordering van het lezen. Aan elk van deze functies is een maximaal bedrag verbonden.
De huidige drie instellingen in de Letteren-BIS hebben ook weer een aanvraag ingediend voor de komende periode, te weten: Stichting Lezen, Schrijvers School Samenleving en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. De raad oordeelt positief over Stichting Lezen en het Fonds Bijzondere Projecten en heeft de aanvraag van Schrijvers School Samenleving negatief beoordeeld.
Stichting Lezen onderhoudt een breed en belangrijk netwerk en is naar de mening van de raad het belangrijkste kennisinstituut dat mede richting moet geven aan alle landelijke initiatieven op het gebied van (literaire) leesbevordering. Het moet zich daarbij, naar het oordeel van de raad, duidelijker als onderzoekende en coördinerende organisatie profileren. En instrumenten aanbieden om de effecten van de gepleegde interventies te evalueren.
Over het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten oordeelt de raad met lof. Wanneer het mogelijk mocht blijken instellingen meer subsidie toe te kennen dan het huidige subsidieplafond, dan stelt de raad voor dit fonds, dat met een minimum aan middelen een indrukwekkend aantal projecten begeleidt en draagt, extra te ondersteunen, onder voorwaarde dat het in de programmering ook plaats biedt aan initiatieven op het gebied van de regionale journalistiek.
Schrijvers School Samenleving opereert naar het oordeel van de raad te geïsoleerd, en zal in een nieuwe alliantie met De Schoolschrijver haar beleid moeten herformuleren. Omgevingsbewustzijn, efficiënte bedrijfsvoering en digitalisering zijn daarbij sleutelbegrippen. Schrijvers School Samenleving laat nu niet zien op welke wijze de organisatie bijdraagt aan leesbevordering. Het blijft daardoor onduidelijk of de activiteiten van Schrijvers School Samenleving daadwerkelijk effectief zijn.
Zoals gezegd is de publieke verantwoordelijkheid van de hier beoordeelde instellingen aanzienlijk, mede juist vanwege de kwetsbaarheid van de sector. Dat ontslaat deze instellingen echter niet van de verplichting visies op cultureel ondernemerschap te ontwikkelen, teneinde hun slagkracht te vergroten. De organisaties baseren hun beleid nog te veel op een continue geldstroom vanuit het Rijk. De raad is daarom van mening dat de instellingen zich meer moeten inspannen om extra geldstromen te genereren. Zonder een kritische herbezinning op de ontvangen middelen kan de sector onmogelijk gedijen.
Kamerbrief Actieprogramma
‘Tel mee met Taal’,
Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Den Haag, 2015.
‘Vaste boekenprijs.
Advies bij tweede evaluatie van
de wet’, Raad voor Cultuur,
pagina 3 (pdf), 2014.