Inleiding
Productiehuizen

Inleiding
Productiehuizen

Binnen het Nederlandse podiumkunstenbestel nemen productiehuizen een eigen plek in. Al tientallen jaren geleden zijn dergelijke instellingen opgericht om jong talent in de podiumkunsten de gelegenheid te geven om zich na het kunstvakonderwijs artistiek verder te ontwikkelen. Deze productiehuizen scouten zelf talent en bieden nieuwe makers vaak meerjarige trajecten aan, waarin ze hun artistieke signatuur kunnen ontwikkelen. Regisseurs, choreografen, theatermakers en andere podiumkunstenaars doen ervaring op in het concipiëren van voorstellingen, waarbij de schaalgrootte van de projecten varieert. De productiehuizen zijn vaak verbonden aan een presenterend podium en bieden de technische faciliteiten om producties te maken. Zo wordt vaak nieuw (meestal recent afgestudeerd maar soms ook autodidact) talent begeleid bij het zetten van de eerste stappen naar een professionele carrière.

Tot 2008 werden productiehuizen door het Rijk gesubsidieerd in het kader van de Cultuurnota. Vanaf 2009 werden 21 productiehuizen vanwege hun specifieke ‘ontwikkelingsfunctie’ in de basisinfrastructuur opgenomen. Na de bezuinigingen op de rijkscultuursubsidies was er met ingang van 2013 geen plek meer voor productiehuizen in de basisinfrastructuur.

Talentontwikkeling in de podiumkunsten werd door de toenmalige staatssecretaris van Cultuur belegd bij de producerende instellingen in de basisinfrastructuur, zoals de theater- en dansgezelschappen. In het advies over de instellingssubsidies voor de basisinfrastructuur 2013 – 2016, Slagen in Cultuur, sprak de raad zijn zorg uit over de wijze waarop de producerende instellingen in staat zouden zijn om de taken van productiehuizen over te nemen. De raad kondigde in dat advies aan de stand van zaken rondom talentontwikkeling te monitoren.

In zijn Agenda Cultuur constateerde de raad op basis hiervan dat er een lacune is voor creërende podiumkunstenaars met bewezen kwaliteit om zich gedurende langere trajecten te ontwikkelen. De raad pleitte daarom in dat advies voor ‘een beperkt aantal structureel gefinancierde productiehuizen op het gebied van de scenische podiumkunsten die talent met bewezen kwaliteit begeleiding en faciliteiten bieden voor verdieping, onderzoek en reflectie’.

Aanvankelijk zou het Fonds Podiumkunsten (hierna: FPK) zulke instellingen financieel ondersteunen, maar op basis van een Tweede Kamer-motie heeft de minister ervoor gekozen vanaf 2017 ruimte te maken in de basisinfrastructuur voor een aantal instellingen ‘met als kernactiviteit de ontwikkeling en presentatie door makers van vernieuwende of experimentele activiteiten op het terrein van de podiumkunsten’. Hiervoor is in totaal 1.600.000 euro beschikbaar, met een maximum van 533.000 euro per instelling. Er is geen maximum gesteld aan het aantal productiehuizen.

De raad gaf in de Agenda Cultuur in een aantal punten een typering van zulke productiehuizen. Deze punten heeft de raad overgenomen in zijn Beoordelingskader, als nadere invulling van de criteria uit de subsidieregeling:

Keuze voor drie instellingen

De raad is van mening dat de productiehuizen in de basisinfrastructuur functioneren als landelijke ankerpunten die de statuur hebben om sectorbrede verantwoordelijkheid te nemen voor de ontwikkeling van talent in de podiumkunsten. Daarbij hoort dat ze met voldoende middelen in staat zijn om deze kerntaak optimaal uit te voeren. Om die reden volgt de raad het adagium ‘meer voor minder’; de keuze voor een beperkt aantal instellingen die met een substantieel budget invulling kunnen geven aan hun plannen.

Bij deze keuze voor een beperkt aantal instellingen met voldoende budget speelt ook een rol dat BIS-instellingen in de toekomst niet meer voor dezelfde functie een subsidie bij het FPK kunnen aanvragen. Wanneer een productiehuis weinig BIS-subsidie zou ontvangen, en door die toekenning geen subsidie voor talentontwikkeling meer zou kunnen aanvragen bij het FPK, dan zou de instelling met een BIS-status worden opgezadeld met een vergiftigd geschenk, namelijk een lagere financiële basis dan met een variëteit aan subsidies van het FPK.

De minister van OCW ontving van vijftien instellingen subsidieaanvragen die de functie van productiehuis in de basisinfrastructuur willen vervullen. De raad heeft deze aanvragen beoordeeld aan de hand van de criteria uit de subsidieregeling.

De raad geeft over drie instellingen een positief advies: De Nieuwe Oost, Frascati en Talentontwikkeling Theater Rotterdam. Deze drie instellingen zijn in de ogen van de raad het beste in staat om de functie van productiehuis in de basisinfrastructuur te vervullen. De subsidieaanvragen van deze instellingen zijn het meest overtuigend en hun kernactiviteit is het best uitgewerkt. Het functioneren van deze instellingen tot dusver ondersteunt het vertrouwen van de raad dat de plannen goed worden uitgevoerd.

De raad onderkent dat met deze keuze de geografische spreiding van productiehuizen beperkt is: twee van de drie instellingen bevinden zich immers in de randstad. Het was gezien het beperkte budget en de keuze voor ‘meer voor minder’ echter niet mogelijk om te kiezen voor een andere landelijke verdeling. De raad hecht evenwel veel belang aan de geografische spreiding. Daarom adviseert hij de minister om elk van de positief beoordeelde productiehuizen een subsidiebudget van 500.000 euro toe te kennen en het resterende bedrag van 100.000 euro ter beschikking te stellen aan het Fonds Podiumkunsten. De raad ziet graag dat het fonds dit bedrag reserveert voor initiatieven op het gebied van talentontwikkeling – met als aandachtspunt de geografische spreiding.

Overwegingen bij de beoordeling

De aanvragende instellingen kenden een grote diversiteit, zowel in disciplines, werkvormen als leeftijd. Vanwege het uitgangspunt van de raad om een beperkt aantal instellingen optimaal te honoreren heeft hij scherpe keuzes gemaakt. Hij heeft daarbij op de volgende wijze nadere invulling gegeven aan de subsidiecriteria.

Kwaliteit

Ten eerste is de belangrijkste taak van een productiehuis het ontwikkelen en begeleiden van jong talent dat zijn eerste stappen naar een professionele praktijk zet. Dat talent heeft in de meeste gevallen (recent) een kunstvakopleiding afgerond. Er kan echter ook ruimte zijn voor autodidacte talenten en makers die enige tijd een beroepspraktijk hebben, maar zich verder willen ontwikkelen (zogenaamde mid-careers). Het ontwikkelen van talenten die nog aan een kunstvakopleiding studeren, is geen kerntaak van productiehuizen.

Ten tweede heeft de raad gekozen voor productiehuizen waarin een bredere waaier aan disciplines aandacht krijgt. De aanvragende instellingen bestrijken een grote diversiteit aan specialismen in de podiumkunsten. Sommige instellingen zijn zelfs hoofdzakelijk gericht op zeer specifieke disciplines, zoals muziektheater (De Diamantfabriek), popmuziek (Paradiso Melkweg Productiehuis), teksttoneel (Toneelschuur Producties), moderne dans (Korzo) of moderne muziek (Intro en Ensemble Academie in oprichting). Andere instellingen bedienen daarentegen een veelheid aan disciplines. Bij de vijftien aanvragers ligt de meeste nadruk op het theater, terwijl er voor het jeugdtheater – vooral ten opzichte van het aantal jeugdtheatergezelschappen in de basisinfrastructuur – opvallend weinig aandacht is. De raad waardeert het dat instellingen zich toespitsen op bepaalde podiumkunstvormen zodat talent uit die disciplines zich binnen die specifieke context verder kan bekwamen. Maar gezien de beperkte ruimte in de basisinfrastructuur heeft de raad aanvragen gehonoreerd waarin talenten uit verschillende disciplines de mogelijkheid krijgen om zich te ontwikkelen. Desondanks ziet de raad op basis van de kwaliteit en de kwantiteit van de aanvragen helaas geen mogelijkheid om een productiehuis met veel aandacht voor dans en jeugdtheater positief te beoordelen.

Daarnaast zijn er ook veel productiehuizen, zowel de gespecialiseerde als de bredere van opzet, die ruimte geven aan interdisciplinaire projecten. De raad vindt dat een dergelijke focus een productiehuis meerwaarde biedt.

De raad heeft, ten derde, een voorkeur aan de dag gelegd voor productiehuizen die over voldoende vertrouwen beschikken en een solide positie in de podiumkunstensector innemen. Dat wil niet zeggen dat de raad niet positief staat tegenover nieuwe initiatieven. De raad vindt het een positieve ontwikkeling dat er instellingen hebben aangevraagd die pas enkele jaren geleden zijn opgericht, of zelfs nog in oprichting zijn. De opbloei van zulke nieuwe initiatieven ziet hij als een teken dat de podiumkunstensector in beweging is. Ook laat het in een aantal gevallen zien dat er vanuit verschillende regio’s een noodzaak wordt gevoeld om talentontwikkeling opnieuw op een duurzame manier te ondersteunen. Hij juicht het toe dat ook andere overheden zich hier sterk voor inzetten. Tegelijkertijd vindt de raad dat deze organisaties nog in een beginfase verkeren. De ontwikkelingstrajecten zijn nog niet goed uitgewerkt. Ook zijn de output en het bereik ervan nog te beperkt.

Educatie

Het bevorderen van educatie en participatie is op grond van de subsidieregeling een van de drie beoordelingscriteria en iedere instelling in de basisinfrastructuur moet hieraan op een of andere manier invulling geven. De raad constateert echter dat in de plannen van veel instellingen weinig, soms helemaal geen aandacht wordt besteed aan educatie en participatie. Het is in de ogen van de raad begrijpelijk dat met name schoolgebonden educatie weinig nadruk krijgt, omdat het aanbod van productiehuizen over het algemeen niet zo geschikt is voor kinderen en jongeren. Productiehuizen kunnen zich in de ogen van de raad beter toeleggen op educatieve activiteiten voor studenten van universiteiten en kunstvakopleidingen, en voor andere volwassenen.

Publieksbereik

De raad hecht er belang aan dat de productiehuizen (inter)nationaal zichtbaar zijn. Van instellingen in de basisinfrastructuur mag worden verwacht dat ze niet alleen in lokale netwerken opereren en bezoekers trekken, maar dat de uitstraling ervan tot buiten de grenzen van de eigen stad en regio reikt. Dat uit zich in de eerste plaats in het aantal bezoekers buiten de standplaats en daarnaast in de nationale en (bij voorkeur) internationale samenwerkingsverbanden.

De raad constateert dat de wijze waarop cultureel divers publiek kan worden bereikt in de meeste plannen onderbelicht blijft. Hij hecht er veel waarde aan dat de Code Culturele Diversiteit wordt nageleefd. De raad vindt het daarom positief dat veel aanvragende instellingen wel aandacht besteden aan de scouting van makers met een cultureel diverse achtergrond. De raad hoopt dat dit de komende jaren duidelijk zichtbaar wordt op de Nederlandse podia.

Ondernemerschap

De raad constateert een grote variëteit in de wijze waarop de aanvragers hun organisatie hebben ingericht. Een aantal aanvragers heeft de structuur van een klassiek productiehuis: een instelling, meestal gekoppeld aan een presentatiepodium, die met een eigenstandige organisatie talent in huis faciliteert en begeleidt. Een aantal oudere instellingen, zoals Toneelschuur Producties, Korzo en Frascati zijn hier goede voorbeelden van. Ook nieuwe(re) instellingen zoals De Diamantfabriek en Grand Futura opereren grotendeels op deze wijze.

Een aantal instellingen is echter volgens een heel ander model ingericht. Met name de jonge initiatieven VIA ZUID en Coöperatieve Theatertalent Utrecht U.A. zijn netwerkorganisaties waarbij de samenwerkingspartners de belangrijkste producerende en presenterende functies vervullen in het proces van talentontwikkeling. Een dergelijke instelling werkt vooral als makelaar en faciliterend coproducent. De raad vindt het een interessante ontwikkeling dat er zulke nieuwe modellen voor productiehuizen ontstaan. Ze dragen bij aan een sterke stedelijke of regionale samenhang tussen instellingen en slagen erin om met een relatief lage overhead talenten uit verschillende disciplines ontwikkelingstrajecten aan te bieden. De raad is nieuwsgierig naar de wijze waarop zulke netwerkorganisaties zich de komende jaren zullen nestelen in de podiumkunstensector. Maar hij vond de initiatieven die een aanvraag voor de basisinfrastructuur hebben ingediend nog te pril, en de meerwaarde van de aanvragende instelling ten opzichte van de partners was nog onvoldoende uitgekristalliseerd.

Daarnaast juicht de raad het toe dat veel productiehuizen de talenten niet alleen artistiek begeleiden maar hen ook coachen op het gebied van ondernemerschap, marketing en dergelijke. Zulke zaken zijn van groot belang voor de stappen die nieuwe makers in hun professionele carrière zullen maken. Bij de productiehuizen is er veel expertise op dat gebied.

Positie van productiehuizen in de podiumkunstensector

Door de invoering van productiehuizen in de basisinfrastructuur is er in de podiumkunsten een gemêleerd veld van mogelijkheden waarop talentontwikkeling landelijk wordt ondersteund. Die mogelijkheden worden naast de productiehuizen ook geboden door het Fonds Podiumkunsten en de producerende instellingen in de basisinfrastructuur, zoals de theater- en dansgezelschappen.

Het Fonds Podiumkunsten biedt de Subsidie nieuwe maker aan, waarbij een nieuw talent samen met een begeleidende instelling een projectsubsidie kan aanvragen. Daarnaast kunnen producerende kernen in het kader van de Meerjarige Activiteitensubsidies een maker ondersteunen bij de totstandkoming van een aantal producties. Diezelfde subsidievorm kent ook een extra bijdrage voor talentontwikkeling, zodat kleinere gezelschappen ook nieuwe makers onder hun vleugels kunnen nemen.

De gezelschappen in de basisinfrastructuur (met uitzondering van de jeugdtheatergezelschappen) hebben met ingang van de huidige subsidieperiode een structurele taak op het gebied van talentontwikkeling gekregen, die ze uitvoeren in het kielzog van hun kerntaak als producent van podiumkunstenaanbod. Bij de grote theatergezelschappen is die taak ook specifiek toegespitst op de doorstroming van talent naar de grote zaal.

De productiehuizen zijn complementair hieraan. Het zijn instellingen die optimaal zijn toegerust om nieuw talent in meerjarige trajecten te faciliteren en te begeleiden. Maatwerk en flexibiliteit zijn daarbij sleutelwoorden. Het ontwikkelen van makers staat meer centraal dan het produceren van nieuw werk – al ligt dat wel in elkaars verlengde. De raad is van mening dat de productiehuizen in de basisinfrastructuur met name een sterke verbinding moeten aangaan met de BIS-gezelschappen en daarmee medeverantwoordelijkheid nemen voor de doorstroom van nieuw talent. Daarnaast vindt hij belangrijk dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen de productiehuizen en de fondsgesubsidieerde instellingen die nieuw talent begeleiden, om overlap en de vorming van lacunes zo veel mogelijk te vermijden.