Bonnefantenmuseum
Bonnefantenmuseum
Stichting Provinciaal Museum Limburg (hierna: het Bonnefantenmuseum) richt zich op de zogenaamde ‘verborgen canon’ van de kunst; een begrip dat het museum hanteert voor kunst en kunstenaars die (nog) niet op mainstream podia te vinden zijn. Het museum verzamelt, onderzoekt en presenteert bijzondere en onderscheidende kunst. Het heeft de ambitie kunst te presenteren in relatie tot de maatschappelijke context waarin deze ontstaat en wil daarmee een breed publiek aanspreken. Het Bonnefantenmuseum profileert zich als kunstenaarsmuseum, academisch museum en thuishaven voor verschillende communities. Collectioneren, presenteren en educatie behoren tot zijn kerntaken.
Subsidieadvies
De Raad voor Cultuur adviseert Stichting Provinciaal Museum Limburg geen subsidie toe te kennen.
In artikel 3.29 van de regeling is bepaald dat een instelling niet voor subsidie in aanmerking kan komen indien ze in de vier jaar voorafgaand aan de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd, subsidie voor het beheer en behoud van haar collectie van cultureel erfgoed ontvangt of heeft ontvangen en die subsidie uitsluitend verstrekt is door een ander bestuursorgaan dan de minister. Het Bonnefantenmuseum wordt structureel door de provincie gesubsidieerd. Op grond daarvan moet de raad vaststellen dat het museum niet aan de formele vereisten van de regeling voldoet en om die reden niet in aanmerking kan komen voor een BIS-subsidie. Desondanks heeft de raad het activiteitenplan van het museum beoordeeld.
De raad vindt dat het Bonnefantenmuseum kiest voor een sterk en vernieuwend profiel door zich te richten op de zogenaamde verborgen canon. Hij juicht vernieuwende invalshoeken toe. De pijlers die het museum benoemt en waarop de nieuwe koers verder ontwikkeld wordt, zijn veelbelovend. De aandacht die het museum heeft voor niet-westerse beeldende kunst springt positief in het oog. De activiteiten zijn echter onvoldoende uitgewerkt om deze goed te kunnen beoordelen. Op het terrein van educatie en participatie mist de raad concrete acties in het activiteitenplan. Interessant is de wijze waarop het museum verschillende stakeholders en doelgroepen wil bereiken met de pijler ‘museum als thuishaven voor curating communities’. Ook de centrale ligging in de euregio biedt het museum volop kansen een brede doelgroep aan te spreken. Ondernemerschap verdient nog de nodige aandacht.
Beoordeling
Kwaliteit
De raad vindt dat het Bonnefantenmuseum zich als het museum van de verborgen canon sterk profileert. Het museum heeft een interessante visie en maakt gedurfde en eigenwijze keuzes. Zo besteedt het veel aandacht aan beeldende kunst uit niet-westerse regio’s, een nog onderbelicht aandachtsgebied.
Het museum beschrijft drie pijlers die de gekozen koers moeten dragen: 1. kunstenaarsmuseum met speciale oriëntatie op de verborgen canon; 2. academisch museum dat zich richt op onderzoek, talentontwikkeling en educatie; 3. museum als thuishaven voor de verschillende communities.
De raad vindt de doelstellingen van de drie pijlers helder beschreven en vindt dat zij een goed uitgangspunt vormen om een brede doelgroep te bereiken en te inspireren. In het activiteitenplan is echter niet uitgewerkt wat de concrete acties zijn voor de komende subsidieperiode. Zo zijn de voorgenomen exposities en presentaties, zoals benoemd onder de pijler ‘kunstenaarsmuseum’, minimaal beschreven. De raad vindt dat het museum met de pijler ‘academisch museum’ een mooie lijst met samenwerkingsverbanden en -projecten presenteert. De raad waardeert de aandacht voor flankerend beleid van debat en discours, maar concrete acties op dit vlak ontbreken. De raad is benieuwd naar de verdere uitwerking van de pijler ‘museum als thuishaven voor curating communities’ en dan met name naar de nieuwe afdeling Young Office. De raad juicht verjonging toe, maar het wordt hem niet duidelijk wat het museum precies met deze afdeling beoogt.
Educatie en participatie
De raad betreurt het gebrek aan uitwerking op het vlak van educatie en participatie in de aanvraag. Het bezoekcijfer van het museum lag in 2013 op 15.600 en in 2014 op 13.500 leerlingen. Het museum wil dat aantal de komende jaren vergroten tot 17.500 in 2020. Het museum schrijft in zijn plan dat er veel uitdagingen op het educatieve vlak liggen en dat het de programma’s meer in samenspraak met scholen wil ontwikkelen. In het plan wordt echter niet uitgewerkt welke programma’s het museum wil inzetten, hoe de genoemde samenwerking wordt vormgegeven en wat de doelgroepen zijn. De raad kan zich hierdoor geen beeld vormen van de ambities op educatief vlak.
Maatschappelijke waarde
Publieksbereik
Het museum refereert aan de theorie van Barbara Kirschenblatte-Gimblett over het indelen van museumbezoekers in ‘skimmers, swimmers en divers’ (respectievelijk vluchtige bezoekers, oriënterende bezoekers en bezoekers die de diepte in gaan). De raad vindt dit een interessante theorie, maar ziet niet goed in het plan terug hoe het museum deze theorie gaat toepassen om het publiek aan te spreken en het bereik te vergroten.
Het aantal bezoekers van het Bonnefantenmuseum bedroeg in 2013 bijna 144.000 en in 2014 circa 102.000 (waarvan in 2014 circa 25 procent niet-betalend was). Opvallend is het aanzienlijke percentage (circa 20 procent) jonge bezoekers. Het museum wil in 2020 in totaal 150.000 bezoekers ontvangen, maar onderbouwt in het plan niet hoe het deze stijging wil bewerkstelligen. De raad ziet voldoende groeikansen vanwege de centrale ligging in de euregio. Het museum kan deze ligging goed benutten om meer publiek te bereiken.
Het Bonnefantenmuseum vermeldt in het plan zich gecommitteerd te hebben aan de Code Culturele Diversiteit. In het activiteitenplan is dit zichtbaar in de aandacht die het museum heeft voor niet-westerse beeldende kunst.
Ondernemerschap
De financiële positie van het Bonnefantenmuseum is op orde; liquiditeit, solvabiliteit en weerstandsvermogen zijn voldoende. De raad vindt het verdienvermogen van het Bonnefantenmuseum een punt van aandacht. Het museum voldoet aan de eigen inkomstennorm, maar zou nog intensiever kunnen inzetten op het verhogen van de eigen inkomsten.
Het valt de raad op dat in het activiteitenplan geen beschrijving is opgenomen van het personeelsbestand (waaronder eventuele inbedding van de Young Office), het vrijwilligersbeleid en de omgang met flexibele krachten. De Governance Code Cultuur wordt toegepast, al wordt in de aanvraag niet toegelicht op welke manier de organisatie daarmee omgaat.